Van de Nijl tot het Suezkanaal
Vrijdag 18 februari was de Dag van de Victorie in Egypte. Of het volk op het Tahrirplein nu al onbezorgd kan juichen valt nog te bezien. Zolang er geen nieuw gekozen regime is en de kliek van Moebarak op zijn positie blijft, zullen de binnenlandse problemen niet wezenlijk veranderen. Het is ook de vraag wat de oppositie doet, voor zover die echt bestaat. Waar is El Baradei gebleven? Of is zijn politieke rol al uitgespeeld, bij gebrek aan een werkelijke achterban?
Wat 18 februari vooral een bijzondere dag maakte, was de democratisering van het Suezkanaal. Iran kan straks voor het eerst sinds de revolutie in 1979 met twee oorlogsschepen door het kanaal varen. Het geeft aan dat het militaire interim-bewind in Egypte niet zo een loyale partner is van Israël en Amerika als Moebarak. Het is het eerste signaal dat er op wijst dat de Arabische opstand de druk op de positie van Israël zal verhogen.
Op papier is de Arabische revolutie een goede zaak, maar wij westerlingen reageren nog niet enthousiast. In Nederland zijn we besmet met het PVV-denken, zo lijkt het wel: de islam is een terroristische ideologie en met de moslim valt niet te praten. Dat kunnen nooit democraten worden, hoor je velen denken. De EU zegt al sinds 25 januari vrijwel niets over de gebeurtenissen in de Maghreb-landen, wat toch een soort Europese achtertuin is. Toen de Muur viel, duurde het veertien jaar voor de Oost-Europese staten tot de Unie werden toegelaten. Rebelse Arabieren hoeven dus weinig te verwachten van Europa. En nog minder van de huidige Nederlandse regering, die volgens onze koningin helemaal niets heeft met de kerstgedachte en solidariteit.
De Arabische revolutie kwam niet alleen totaal onverwacht voor iedereen, per land liggen de problemen anders. Egypte is nog wel te volgen, maar de situatie in Bahrein, Jemen en Koeweit is troebeler. We weten er te weinig vanaf en we worden er ook minder goed over geïnformeerd. Ons westerse journaille is erg geschrokken van de klappen die ze in Caïro kregen. De intimidatiepraktijken van de Moebarak-getrouwen werkten: de meeste Europese en Amerikaanse reporters gingen er als een haas vandoor. We beseffen nu hoeveel moed het vergt om journalist te zijn in een dictatuur. In de Libische stad Benghazi, waar huurlingen en regeringstroepen met scherp schieten op demonstranten, bestaat alleen nog civil journalism: de burgers zijn de enige nieuwsbron.
Ook de Egyptenaren begrepen dat ze het zelf moesten doen. Terwijl de westerse media de veiligheid van hun hotel, appartement of vaderland opzochten, trokken zij weer massaal de straat op, aangemoedigd door de tranen van de dappere Google-manager Wael Ghonim, om hun president te verjagen.
Twitter en Facebook spelen - naast de economische factoren - wel een rol bij de Arabische rebellie, maar het ‘oude’ medium televisie is beslissend geweest. Het was satellietzender Al-Jazeera dat de Arabische geest de afgelopen tien jaar heeft gemasseerd tot meer zelfbewustzijn. Niet voor niets haalde Moebarak die zender als eerste uit de lucht toen de protesten begonnen. Door zijn koppige en cynische tactiek van aansturen op wanorde - om zo de situatie rijp te maken voor hard ingrijpen - ging een deel van de Egyptenaren twijfelen en leek de rebellie te smoren. Maar toen de verslaggevers van staatszender Nile TV overliepen en in plaats van een vredig kabbelende rivier, beelden gingen tonen van de massale protesten en mensen op straat interviewden, was het binnen enkele uren gedaan met Moebarak.
It’s the television, stupid. Dat weten ook Khadafi, Bouteflika en de andere autocraten. En zolang ze de westerse media van de opstandelingen weg weten te houden, maken ze een kans om te overleven. Het wordt tijd dat de beschaafde joods-christelijke cultuur uit Europa de dappere Arabische burger echt gaat steunen.
Robert Slagt