Uitwaaien in Somaliland

Het lijkt alweer eeuwen geleden, maar in juni 2014, toen Isis voor het eerst de wereld schokte door de Noord-Iraakse stad Mosul in te nemen, en generaal Sisi werd ingezworen als nieuwe dictator van Egypte, trainde ik een groep krantenjournalisten in Somalië.

Somalië? Dat is toch gevaarlijk, vooral voor journalisten? Dat is het zeker. De cijfers zijn zelfs in deze bloedige tijden redelijk schokkend: in 2012 werden twaalf journalisten gedood, in 2013 vier en ook dit jaar vielen er al slachtoffers. Op 23 juni werd een vermaarde Somalische verslaggever gedood door een autobom in de hoofdstad Mogadishu.

Vaak worden in Somalië aanslagen op journalisten toegeschreven aan de extremistische beweging Al-Shabab, zeg maar de Taliban van Somalië. Maar volgens de reporters die ik trainde, gebruiken Somalische politici Al-Shabab vaak genoeg als excuus om hun eigen rekeningen te vereffenen. Of dat zo is, God mag het weten. Fact finding is daar lastig.

Hoe dan ook, wie kiest voor journalistiek in Somalië neemt een groot risico. Als je kritisch schrijft over het establishment of de oppositie, loop je het gevaar te worden gedood.

Daarnaast worden journalisten ook nog slecht betaald. Vrij veel reporters doen daarom aan ‘envelope journalism’: ze nemen geld aan van mensen die graag in de krant willen, zoals politici, zakenlui, of anderen die aandacht zoeken. Dat betekent dat je je laat betalen om in het geheel niet kritisch te zijn. Maar wat zou u doen in zo’n arm, chaotisch land: kritisch schrijven en je leven riskeren of geld aannemen?

Overigens bestaat Somalië al een tijdje uit drie landen. In het oostelijke deel, rond Mogadishu, woedt een strijd tussen Al-Shabab en een zwakke centrale regering, die wordt gesteund door Afrikaanse vredestroepen uit de buurlanden. Een van die landen is Kenia. Vandaar dat Al-Shabab een jaar geleden een bloedige aanslag pleegde op het winkelcentrum Westgate in Nairobi.

Het tweede Somalische deelstaatje heet Puntland: het ligt namelijk op de hoek van Oost-Afrika, rond Cape Guardafui. Hier zaten de piraten die westerse vrachtschepen overvielen. Van de journalisten die ik trainde, hoorde ik dat het aantal kapingen nu afneemt. Door de militaire bescherming van schepen en omdat het bewind van Puntland samen met de Amerikanen de piraten aanpakt. De journalisten zeiden ook dat de Russische maffia zou zijn betrokken bij de piraterij: zij leverden wapens voor deze lucratieve business. Immers: met enkele tientallen mannen kaap je een schip, waaraan je miljoenen kunt verdienen. Maar bewijzen hiervoor heb ik nog niet gezien.

Ik verbleef in het noordelijke deel van Somalië, dat Somaliland heet: feitelijk de oude Britse kolonie – Mogadishu was ooit Italiaans. Je houdt vooraf natuurlijk rekening met gevaar, maar eigenlijk maakte Hargeisa, de hoofdstad van Somaliland, vooral een rurale, nomadische, Afrikaanse, rommelige indruk. Deze hoofdstad is een groot dorp met geïmproviseerde regeringsgebouwen, zeer slechte wegen, heel veel geiten en ook vuilnis. Vrijwel iedereen is moslim en vrouwen bedekken hun hoofd, maar toch voelt het hier liberaler dan in het Midden-Oosten, kleurrijker en meer ontspannen ook.

De plaatselijke regering doet er alles aan om de westerse NGO’s het naar hun zin te maken. Overal worden alle auto’s intensief gecheckt op kleefbommen of andere gevaren. En je kunt wel een dagje naar de kust, maar dan rijden er altijd gewapende bewakers mee. Al vijf jaar is er geen westerling meer ontvoerd. Er komen nu zelfs backpackers.

De meeste westerlingen verblijven vooral in de compounds die zijn opgetrokken rond de twee grootste hotels: Mansoor en Ambassador. Ik verbleef in het Mansoor hotel, waar de Somalilandse elite graag thee drinkt – in dit land is geen druppel alcohol te koop, behalve in het Ambassador hotel, waar de VN stiekem drank schenkt op feestjes in de weekends.

Toch zitten ze ook in Somaliland níet stil. In mijn hotel werden ‘s avonds in een zaal opnames gemaakt van The Voice of Somaliland, dat werd uitgezonden op satellietzenders voor de Somalische diaspora. Links in de zaal zaten de jongemannen, rechts de jongedames: allemaal kinderen van de elite, met mobieltjes in de hand. Internet is er natuurlijk ook, al is het niet zo snel, maar op een vlak lopen de Somaliers echt voor: betalen met je mobiel. Bij gebrek aan een stabiel regime en banken, betaalt iedereen met ZAAD (…), de betaal-app van Telesom, de grootste provider in het gebied. Gewoon geld uploaden op je tegoed en hup: overmaken. Iedereen doet het en het werkt bonafide. Niks geen pasjes meer nodig.

Verder heeft Somaliland nog een asset, en dat is de wind. Je merkt het direct als je het uit het vliegtuig stapt: het waait hier hard. De hoorn van Afrika is ideaal voor windenenergie. Een Somalische ingenieur die ik sprak, had een kleine windmolen gemaakt waarmee rondtrekkende boeren en stadsbewoners stroom konden opwekken of een waperpomp konden aanzetten. Erg handig in een droog land zonder reguliere stroomnetwerken of waterleiding. Hij vertelde dat hij zijn model, een molen van zes meter die buiten Hargeisa staat, liet zien de lokale milieuminister. Die vond het maar een vreemd plan, windenergie, en vertrok weer. De minister had meer interesse in de plannen van westerse oliemaatschappijen om te gaan proefboren in Somaliland. Dat verdient sneller dan wind.

 

Robert Slagt

0 Comments

Submit a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *