Toeristen in Irak - eerlijk waar!
Eind maart gaf ik een week lang een training bij een politiek tijdschrift in Koerdisch Irak. Daarover een volgende keer meer, want wat mij deze keer opviel – ik was vorig jaar mei ook in Koerdistan geweest – was dat Irak aan het ‘normaliseren’ is. De eerste toeristen zijn gesignaleerd!
Bij aankomst op de luchthaven van Erbil stuitte ik op een Amerikaanse dame op leeftijd, die mij vertelde dat ze met een groep ging rondreizen in het noorden van het land. Koerdisch Irak, dacht ik toen, is dus echt zo veilig als het oogt.
Wie hier voor het eerst komt zonder te weten van de Amerikaanse inval en de aanslagen, zou denken dat hij in een zeer welvarend land in het Midden-Oosten is. Overal wordt gebouwd en op de wegen zie je louter nieuwe Four Wheel Drives. En buiten de stad zag ik vele duizenden, nee, tienduizenden mensen picknicken. De elektriciteitskabels hingen vol verstrikt geraakte vliegers van spelende kinderen Het was Newroz, het Koerdisch nieuwjaar, en dat is een feest dat in Noord-Irak enkele dagen duurt.
Dat picknicken is onder de Koerden overigens een obsessieve bezigheid. Elke vrijdag of op feestdagen staan er in het hele land lange files richting de heuvels. Overal waar gras groeit – en dat is er volop in het voorjaar, ook in het Midden-Oosten – vleien de families zich neer met tuinstoelen, salades, thee en barbecuegerei. Bij de Koerd die een dag vrij heeft, komt direct de nomade los, zo lijkt het.
Opvallend is ook dat in Noord-Irakese buitengebeuren geheel andere sociale patronen zichtbaar zijn dan in Nederland. Waar de kaaskop in zijn zompige, overvolle habitat zo ver mogelijk van andere landgenoten verwijderd wil zijn, maakt de Koerd het zichzelf gemakkelijk. Hij gaat picknicken naast de plek waar hij zijn wagen kan parkeren. En dat is in zeer veel gevallen de berm van de weg. De keuze is dus meestal: links of rechts. Ook daar zie je dus een file: van picknickers.
Als de kip, lam, of kebab verwerkt is, begint het tweede onderdeel van het Koerdische buitengebeuren: dansen. Niet zelden zie je groepen mannen en vrouwen bij de wagen arm in arm hossen. Niet achter elkaar, zoals wij, maar naast elkaar.
Omdat ik af en toe ook tenten zag, vroeg ik aan de Koerdische vriend die ons rondreed of ze ook aan kamperen doen. Hij keek me verbaasd aan. Nee, die tentjes zijn vooral voor de kleine kinderen om in te slapen, of voor de vrouwen om zich in te verkleden. Maar kamperen, nee. De Koerd vertoeft graag in de berm van moeder natuur, maar ’s avonds ruikt hij het liefst zijn eigen bed.
Robert Slagt