The Sound of Vlaanderen

Het was een bescheiden bericht op teletekst op een regenachtige doordeweekse junidag: “In de metrostations van Brussel is spoedig ook Nederlandstalige muziek te horen. Het OV-bedrijf heeft dat bepaald na klachten dat er wel Franstalige maar geen Nederlandstalige muziek werd gedraaid. Al jaren is in de metrostations Engelse, Spaanse of Italiaanse muziek te horen, maar dit jaar sloop er ook Franstalige muziek in de playlists. Na klachten van Vlaamse reizigers werd dat direct stopgezet.”

Het is de Belgische absurditeit in een notenbalk. In een stad waar nog maar tien procent van de bevolking Vlaams spreekt en Frans al decennia de lingua franca is, een probleem maken over Franstalige muziek in de ondergrondse. Het is ook symbolisch voor het Vlaamse minderwaardigheidscomplex dat de Belgische politiek nu al een jaar lang in een wurggreep houdt.

Ik heb een zwak voor België. Gisteravond laat herhaalde de VRT de WK-klassieker België tegen de Sovjet-Unie uit 1986. De meeste mensen gaan dan slapen, maar ik bleef kijken. Omdat de Belgen toen mooie voetballers hadden als Ceulemans en Pfaff, en vooral om het emotionele commentaar van Rik de Saedeleer, die gaande de wedstrijd de spelers alleen nog bij hun voornaam noemde: “Daar komt grote Jan.” Dat elftal bestond toen uit Vlamingen, Walen en één immigrantenzoon, Enzo Scifo.

Een kwart eeuw later bestaat de Belgische nationale ploeg voor het grootste deel uit immigrantenzonen, aangevuld met een paar Vlamingen en Walen. Het team barst van het talent en ik verwacht dat ze snel terug gaan keren op het wereldvoetbalpodium. Ze staan model voor het nieuwe België, waarin Luik, Antwerpen en Brussel kosmopoliete steden zijn die verder kijken dan de muziek die in de metro wordt gedraaid. En dat is de realiteit die de Vlaamse NVA en andere bekrompenen niet willen zien. Ze wonen in een veranderend land, waar taalgrenzen niet vast te leggen zijn maar door de economie en de cultuur voortdurend in beweging zijn.

Ruim twintig jaar geleden woonde ik in Brussel omdat ik stage liep bij de Europese Commissie. Op het plein beneden aan de straat stond een friteskot. Daar haalde ik elke week een grote portie met pittige Andalousesaus. De verkoper was een Vlaming, maar hij sprak soepel Frans. Ik merkte toen dat veel Franstalige winkeliers slecht Nederlands spraken of er geen zin in hadden.

Een jaar geleden ging ik met studenten naar de Brusselse wijken Anderlecht en Molenbeek. We spraken een enkele Vlaming maar we zagen vooral een internationale bevolking. In de winkels en restaurants viel me wel op dat de Franstaligen vaker Vlaams spraken. Dat doen ze omdat het goed is voor de zaken. Daarom komen nu ook Walen aan de oostzijde van Brussel wonen: er is daar werk en daarom leren ze Vlaams. Dat vinden sommige Vlamingen bedreigend. Jacques Brel – overigens ook een Vlaming – had gelijk: het is bekrompenheid.

Robert Slagt

Leave a Reply