Sex, depressie en social media
2011 biedt tot nog toe een tsunami aan wereldnieuws. Het begon al met Wikileaks, dat doordruppelde vanaf december. In januari kwamen de Arabische revoluties op gang, daarna volgde de natuur en kernramp in Japan. Maar ondanks al dat buitenlandse drama lijken wij westerlingen vooral afstand, onbegrip en angst te voelen ten opzichte van dit alles.
De natuurramp in Japan was eerst zielig, maar is vanwege de straling inmiddels eng en onduidelijk geworden: niemand wil erheen, niemand kan vertellen hoe erg het is. De hoopvolle ontwikkelingen in Noord-Afrika zijn nu omgeslagen in een strijd om bloed en bodem. Europa is verzeild geraakt in een rommelige oorlog die geen snelle oplossing biedt. Daarnaast steken steeds meer bootvluchtelingen de Middellandse Zee over en die wil vooral onze regering niet want er zitten ook moslims bij. Over Wikileaks wil niemand meer wat horen; dat veelbelovende verhaal lijkt - tot opluchting van diverse regeringen – alweer jaren geleden.
Waarom het nieuws over de grens ook niet sprankelt, is omdat wij met ons hoofd liever in de social media zitten. Ik zeg bewust erin, omdat dat een praathuis is dat een helder zicht op de wereld om ons heen belemmert. We spreken elkaar over van alles op Facebook en Twitter, maar zelden over zaken die van belang zijn. Er zijn lotgenoten die elkaar hier vinden, zoals mensen die aan zeldzame ziektes lijden en social media kunnen ook in noodsituaties bij rampen nuttig zijn. Maar dat kleine beetje echte informatie valt in het niet bij alle flauwekul. Social media vormen een zeer tijdrovende bijzaak. En het trieste is dat ze feitelijk alle informatie tot bijzaak reduceren: een noodoproep uit een Japans kustdorp staat naast een tweet over een puberfeestje.
Er hangt een nare soort dwangmatige vrolijkheid rond social media die gebruikers, vooral jongeren, dwingt te tonen hoeveel plezier ze wel niet hebben. Having a good time is hier verplichte kost – het is de Amerikaanse cultuur. Wat mij persoonlijk ergert is dat je ook alleen maar positief kunt reageren op elkaars content: ‘die en die vind dit leuk’. Toegegeven, er zijn meer dan genoeg webfora waar je omkomt in de vuilspuiterij en andere beledigingen, maar Facebook heeft een sfeer van plastic. Het bevestigt wat velen al hebben aangegeven: communiceren via internet is spelen in je eigen film. Met de werkelijkheid heeft het weinig van doen.
Onderzoekers trekken ondertussen de een na de andere trieste conclusie over social media: jongeren die zeer veel sms’en (meer dan drie uur of 120 berichten per dag) zijn ook onbegrensd in hun consumptie van sigaretten, drugs en sex. Zij zijn genegen tot sexting: het verspreiden van sexuele boodschappen via je mobiele telefoon.
Naast deze grootverbruikers - die zowel online als offline een ledig heldenbestaan leiden – is er nog andere groep kwetsbaren. Dit zijn de mensen die social media nodig hebben om de leemtes in hun echte sociale werkelijkheid op te vullen. Zij trachten het offline tekort aan echte aandacht online te kunnen compenseren via social media. Voor hen dreigt depressie en zelfmoord, zoals een 15-jarig meisje in Massachusets dat vorig jaar op Facebook kapot werd gepest.
Social media dwingen ons voortdurend na te denken over wie of wat we zijn en hoe we willen overkomen, en dat we er maar niet in slagen om geweldig te zijn. Het doet verlangen naar de zondagmiddagen van voor het internettijdperk: je verveelde je doorgaans ongans, maar als je iemand op straat tegenkwam en een gesprek aanknoopte, was dat in zekere een intieme belevenis die je bijbleef. Potjandorie: een echt mens!
Robert Slagt