De zevende finale: geluk voor de vrouwen
Morgenmiddag, op zondag de zevende van de zevende maand, speelt het Nederlands elftal zijn zevende grote voetbalfinale, in het Franse Lyon.
Zeven is een geluksgetal, zoals u wellicht weet. De Chinezen zijn er dol op. Ooit organiseerde ik met twee goede vrienden, die net als ik ook begin juli jarig zijn, een diner op de zevende van de zevende van 2007. Het menu zag er ongeveer zo uit: Aperitief voor Winnaars; Drie Kreeften op een bedje van Geluk; Dolfijnen naast een Schip (dat was soep, meen ik); Caesar Salade; Het Zevende Kippetje; Feng Shui Speciaal (dessert met fortune cookies vermoedelijk); en tenslotte nog een Caffé Fortuna. Het werd een heel gelukkig etentje.
Maar u denkt vermoedelijk: hoe komt ie aan die zeven grote voetbalfinales? Wel, dat zit zo: morgen spelen we onze vierde WK-finale, we hebben twee EK-finales gespeeld (beide gewonnen) en begin juni speelden we de finale van de Nations League. Ja, hoor ik u denken: maar dat stelt niets voor, dat potje tegen Portugal. Toch wel: het is een finale van een Europees landentoernooi met voorrondes, dus dat telt. En ook daarvan hebben we een beetje gebaald.
Al die zeven finales heb ik live op televisie bekeken, en allemaal roepen ze herinneringen op, van geluk en ongeluk. Want dat is het mooie van voetbal: verliezen is bijna net zo mooi als winnen. Soms zelfs mooier: kijk naar 1974. Wat zijn we daarna verheerlijk. De wereld hield van ons glorieuze oranje elftal. Nog steeds.
Wat ik me zelf van 1974 herinner is de kleurentelevisie die mijn vader hiervoor aanschafte: de eerste in onze straat, dus iedereen kwam meekijken. Ik herinner me ook dat hij na afloop echt een beetje kwaad was op ‘die rotmoffen’. Dat was niets voor hem: hij sprak uitstekend Duits, en was altijd vriendelijk tegen iedereen. Maar die finale maakte iets los wat ik niet kende.
1978 was spannend omdat de wedstrijden soms ’s nachts waren – het toernooi was wat minder. Wel was mijn idool, Robbie Rensenbrink, de grote man. Hij had onsterfelijk kunnen worden – dat werd hij niet. Was ie ook niet het type voor. Bescheiden, beetje vissen. Maar aan de bal vond ik hem nog sierlijker dan Cruijff.
De EK-finale in 1988 was voor mij de meest emotionele. Ik dacht toen al meteen: dit gaan we niet meer vaak meemaken. Het was ontroerend door de intocht, de mensen langs de snelweg en op de grachten, en vooral door Michels. Het was ook onvergetelijk door de goal van Van Basten. En het was uniek omdat de spelers van mijn generatie waren. Er zaten jongens bij tegen wie ik of andere vrienden zelf hadden gevoetbald in de jeugd. Het was bijna alsof je zelf had gewonnen.
De finale in 2010 was spannend. Het was een sterk team, maar het spel stal mijn hart niet. Net als de herrie van de vuvuzela’s. We hadden een feestje rond de finale gebouwd, met bbq en van alles. Na afloop was iedereen snel weg. Een vervelende schoppartij was het.
In 2017 zag ik de vrouwen winnen van Denemarken. Een nieuwe mijlpaal voor het Nederlandse voetbal. Ik was toen al een paar seizoenen coach van een meidenteam waarin mijn dochters spelen. Vrouwenvoetbal is technisch anders dan bij mannen. Vooral het schieten is een ding. Maar de teamgeest is sterker dan bij de jongens. Het is ook eerlijker, dapperder. Er vloeien soms tranen maar niemand stelt zich aan. Dat is verfrissend. Dat toernooi was de bevestiging dat er bijzonder nieuw nationaal team op komst was.
Dat kun je ook zeggen van de Nations League, in juni, bij de mannen: een hoopgevend elftal, maar nog in opbouw. Een paar sterke aanvallers erbij zou mooi zijn.
Over de vrouwen die morgen de WK-finale spelen wil ik alleen zeggen: het is nu al historisch wat ze hebben gedaan. Voor de kijkers thuis wil ik zeggen: waag het niet om niet te kijken. Of om af te geven op het spel. Ze kunnen de beste van de wereld worden in de grootste sport – alleen dat telt. Als ze verliezen is het jammer. Als ze winnen, zijn ze de mannen voorbij. Cruijff, Rensenbrink, Van Basten, Gullit, Robben zijn dan second best geworden. We gaan het zien.
Veel geluk!