Aan de Amsterdamse grachten (Crisis in opvoedland 1)
Toen ik laatst door de stromende regen over de gracht sjeesde, botste ik bijna tegen een doorweekte, hippe moeder met een bakfiets op. Zij slaagde er maar amper in haar zoon en dochter, die zij in haar bakfiets vervoerde, over de brughobbel te loodsen. Haar last was eigenlijk te zwaar voor haar: het jongetje was zeker de vijf gepasseerd, het meisje bevond zich ergens in die schimmige prepuberale leeftijdsfase tussen negen en elf. Het blond-grijze haar van de moeder hing in natte slierten voor haar uitgeputte gezicht, maar zij probeerde manmoedig een vrolijke grijns vast te houden. Dat lukte maar net.
De bakfiets was overspannen met doorzichtig plastic, wat de kleddernatte moeder tot een soort achter de wagen gespannen huifkarpaard degradeerde. “We zijn er bijna, jongens” probeerde zij de stemming erin te houden. Dat lukte niet: het jongetje leek zich nogal te vervelen, het meisje keek ronduit chagrijnig.
Het beeld van de Amsterdamse moeder aan de gracht in de regen bleef de hele dag bij me. Vooral omdat ze een gevoel bij mij had opgewekt dat me verbaasde. Haar altruïstische moederliefde had niet mijn medeleven, of mijn bewondering, maar mijn ergernis opgewekt.
totaal doorregend zijn tegenover die kurkdroge kinderen, haar verbeten ik-geef-de-moed-niet-op-grimas in contrast met die verwende kinderkopjes, het gaf me allemaal het gevoel dat er iets niet klopte.
Het zette me ook aan het denken: waarom willen ouders hun kinderen zo graag droog houden? Waarom hoeven zij zich niet in te spannen terwijl hun ouders zich in het zweet werken? En waarom vinden zoveel ouders het daarbij van levensbelang om goedgemutst te blijven onder alle dagelijkse tegenslagen die hun leven in de herfst tot een vreselijke onderneming kunnen maken? Komt dat misschien omdat we onze kinderen te snel zielig vinden? Denken we misschien dat het ónze schuld is als zij zich niet gedragen zoals wij dat zouden willen? Als ze ’s ochtends weigeren op te staan, ’s avonds niet willen gaan slapen, moe zijn van hun clubjes, het eten niet lekker vinden of de buurvrouw geen hand willen geven? Wij vinden ze dan niet verwend, vervelend of onbeleefd maar eerder overprikkeld en overbelast. En overbelaste kinderen moeten beschermd en getroost worden. Vooral niet gedwongen om iets te doen wat ze, God verhoede het, niet leuk zouden vinden, of waarvan ze moe of nat zouden worden. Toen ik die kinderen in hun overkapte bakfiets zag zitten, vroeg ik me af of hen wel zo’n grote dienst bewezen wordt. Hoe oud moet je zijn om erachter te komen dat je met zijn allen tot het bot verkleumen kunt? Om dan daarna gezamenlijk weer op te drogen?
Sabien Onvlee
november 4th, 2008 at 15:41
Sabien,
Right on, de spijker op de kop geslaan. Die baksloepen op twee wielen is een gruwelijke trend met ongekende consequenties. Die heb je fijn en raak beschreven.